1. Laat je zien!

We bedoelen het voor een keer heel letterlijk: zorg er tijdens het sporten voor dat je gezien wordt.

Wie jogt op de openbare weg, in de stad een fikse wandeling doet of bij valavond gaat fietsen, zorgt er het best voor dat hij heel goed zichtbaar is. Draag fluorescerende of reflecterende kleding of trek een veiligheidshesje aan. Neem een lampje mee of draag lichtgevende zweetbandjes. Zo zorg je ervoor dat je goed zichtbaar bent in het donker, zodat andere weggebruikers rekening kunnen houden met jou.

2. Controleer je materiaal

Wie met de fiets of de mountainbike de hort op gaat, kan er voor vertrek maar beter voor zorgen dat die in orde is: controleer je bandenspanning, check de verlichting en ga na of de remmen goed werken.

Een fietshelm is niet verplicht, maar neem het van ons aan: je draagt hem beter wel.

3. Signaleer je manoeuvres

Laat de auto's en fietsers rondom jou tijdig weten wat je gaat doen, zodat ze er rekening mee kunnen houden. Steek je hand uit als je wil afslaan of oversteken, en maak oogcontact met de andere weggebruikers. Zo weet je meteen of zij jou gezien hebben.

Respecteer ook de verkeersregels: steek over op een oversteekplaats en wacht aan het verkeerslicht tot het groen is. Is er geen oversteekplaats in de buurt, kies dan een goed zichtbare plaats om de straat over te steken: doe het niet in een bocht, op een helling, onder een brug of tussen geparkeerde voertuigen.

4. Stippel op voorhand je route uit

Wie op voorhand zijn route bepaalt, kan rekening houden met gevaarlijke punten en drukke wegen vermijden. Als er geen voetpad, fietspad of berm is om op te lopen, loop dan op de rijbaan links zodat je het verkeer ziet komen.

5. Neem een gsm mee

Erg praktisch is het misschien niet, maar het kan geen kwaad om een gsm op zak te hebben. In geval van nood zal je blij zijn dat je hem bij je hebt.