De basiswerking van gesubsidieerde sportfederaties
- De basisopdrachten
- Het kwaliteitsprincipe draagvlak
- Het kwaliteitsprincipe kwaliteit van aanbod
- Het kwaliteitsprincipe goed bestuur
- Het Integriteitsbeleid
- Database voor aangesloten sportclubs en leden
- Handleiding bij de basiswerking van gesubsidieerde sportfederaties
- Rationalisering van het sportlandschap: unisportfederaties vs. multisportfederaties
Het decreet van 10 juni 2016 over de erkenning en subsidiëring van de georganiseerde sportsector bepaalt dat unisport- en multisportfederaties
financiële ondersteuning krijgen van de Vlaamse overheid wanneer ze deze vijf basisopdrachten uitoefenen.
De basisopdrachten
Uni- en multisportfederaties
1. Sportaanbod (leeftijden en niveau, doelgroepen,..) (USF+MSF)
- USF:
o totaalaanbod van competitieve tot recreatieve sportbeoefening organiseren en
garanderen
o sporttak + wekelijks + 30 weken/sportseizoen - G-sport: tweewekelijks + 30 weken/sportseizoen
- MSF:
o recreatieve sportbeoefening en, in voorkomend geval, recreatieve competities organiseren
o sporttak/sporten + wekelijks + 30 weken/sportseizoen
+ inventarisatie sportaanbod sportclubs
+ zelf aanbieden of USF i.s.m. MSF/ERK (vb. doelgroep senioren door OKRA of S-sport)
2. Kadervorming (USF) (aftoetsen met VTS) en bijscholing (USF+MSF)
- Opleidingen: sporttechnische verantwoordelijken van sportfederatie én sportclubs
- Bijscholingen: sporttechnisch, medisch, bestuurlijk, ….
3. Sportclubondersteuning (USF+MSF)
- Sporttechnisch + bestuurlijk + administratief + sportpromotioneel + sportmedisch + ethisch
4. Aanbod voor de anders georganiseerde sporter, ongebonden sporter en niet-sporter (MSF)
Bij de uitvoering van alle basisopdrachten dien je volgende subopdrachten te behartigen:
- het informeren van sportclubs en leden over beleid en organisatie;
- het voeren van een kwaliteitsvolle interne en externe communicatie;
- het voldoen aan een informatieopdracht Vlaamse overheid;
- het promoten van de eigen sporttak en sportbeleid (unisportfederaties A1, A2 en B) ;
het promoten van de sporttakken voor G-sporters (unisportfederatie G-sport).
Het promoten van multisport, sporttakken en sporten van de sportenlijst
(multisportfederaties)
Bijkomende basisopdrachten voor de G-sport unisportfederatie:
- sporttechnische, sportpromotionele, sportmedische en ethische ondersteuning bieden aan andere erkende sportfederaties die een geïntegreerde G-sportwerking willen aanbieden in hun sportfederatie;
- als kennis- en ondersteuningscentrum G-sport de volgende basisopdrachten uitvoeren:
a) het aanspreekpunt zijn voor alle betrokken G-sportactoren in Vlaanderen en die Gsportactoren ondersteunen via een doorgedreven samenwerking;
b) een loketfunctie uitvoeren in het kenbaar maken van het G-sportlandschap;
c) een kenniscentrum zijn over thema’s die voor G-sport relevant zijn;
d) de brede bevolking sensibiliseren voor G-sport;
e) G-sporters toeleiden en activeren via transversale samenwerking en netwerking met
het middenveld;
f) de Vlaamse overheid adviseren op het vlak van G-sport.
In ruil voor het uitvoeren van die vijf basisopdrachten krijgen ze een algemene werkingssubsidie waarmee ze hun personeels- en werkingskosten kunnen financieren. De werkingssubsidie bestaat uit een basissubsidie (de zogenoemde sokkel), die wordt bepaald volgens het aantal aangesloten leden, en een kwaliteitssubsidie (de zogenoemde korf), die wordt bepaald op basis van drie kwaliteitsprincipes: draagvlak, kwaliteit van het sportaanbod en goed bestuur.
Het kwaliteitsprincipe draagvlak
Minimaal 35% van het totale budget dat vrijgemaakt wordt voor de kwaliteitsprincipes gaat hiernaartoe. Het principe draagvlak heeft betrekking op het bereik van de sportfederatie, met andere woorden het aandeel van de sportfederatie in de totale georganiseerde sportsector.
Het budget wordt voor de helft verdeeld op basis van het aantal aangesloten subsidieerbare leden. Voor de andere helft gebeurt de verdeling op basis van het aantal personeelsleden (VTE).
Het kwaliteitsprincipe kwaliteit van aanbod
Minimaal 45% van het totale budget dat vrijgemaakt wordt voor de kwaliteitsprincipes gaat naar dit kwaliteitsprincipe. Dit principe heeft betrekking op de kwaliteit van de sporttechnische omkadering bij de sportclubs van de sportfederatie, maar ook op het de kwaliteit van het vormingsbeleid en de kwaliteit van het aanbod.
De toekenning van deze subsidie gebeurt op basis van drie parameters:
- een vast subsidiebedrag
- het aantal sportgekwalificeerde trainers die actief zijn in de sportclubs die tot de federatie behoren;
- het aantal leden van de federatie die in het betrokken werkingsjaar een nieuwe sportkwalificatie hebben verworven via een sporttakgerichte kaderopleiding van de Vlaamse Trainersschool.
De berekeningswijze werd in het besluit vastgelegd.
Het kwaliteitsprincipe goed bestuur
Maximaal 20% van het budget voor de kwaliteitsprincipes gaat naar dit principe. Onder goed bestuur verstaan we patronen in de organisatiestructuur die worden gekenmerkt door verantwoording, efficiëntie, effectiviteit, voorspelbaarheid, transparantie en democratie.
De wetenschappelijke basis voor dit principe werd gelegd in de overheidsopdracht 'Goed bestuur in Vlaamse sportfederaties', een onderzoek dat de KU Leuven uitvoerde in opdracht van Sport Vlaanderen.
De precieze berekeningswijze en een overzicht van de indicatoren werden in het besluit (bijlage 4) vastgelegd.
Het Integriteitsbeleid
1. Erkenningsvoorwaarden (ERK, USF, MSF, OSV):
Je sportorganisatie dient een werking, statuten en intern reglement te hebben die :
- in overeenstemming zijn met het decreet van 20 december 2013 inzake gezond en ethisch sporten;
- in overeenstemming zijn met het Antidopingdecreet van 25 mei 2012 (controle NADO).
Ook dient je sportorganisatie een integriteitsbeleid te voeren.
Volgende concrete maatregelen zijn verplicht voor erkende sportfederaties en OSV’s:
1. beschikken over een handelingsprotocol zodat een duidelijk stappenplan en procedure beschikbaar zijn bij meldingen, vermoedens of vaststellingen van grensoverschrijdend gedrag;
2. organiseren van een aanspreekpunt integriteit, door:
a. een of meer personen of een organisatie aan te stellen als aanspreekpunt en voor de eerste opvang bij meldingen, vermoedens of vaststellingen van grensoverschrijdend gedrag. Het aanspreekpunt integriteit handelt bij meldingen, vermoedens of vaststellingen volgens het handelingsprotocol van de sportfederatie en registreert die meldingen, vermoedens of vaststellingen. De sportorganisatie kan het aanspreekpunt integriteit betrekken voor advies en hulp voor de andere aspecten van het integriteitsbeleid;
b. het aanspreekpunt integriteit te ondersteunen om de functie optimaal uit te voeren. De sportorganisatie voorziet in een duidelijk mandaat van het aanspreekpunt integriteit, dat het onafhankelijk handelen van het aanspreekpunt integriteit bevat. Dat mandaat is gevat in een document;
c. het aanspreekpunt integriteit bij de sporters, sportbegeleiders en andere belanghebbenden op een laagdrempelige manier bekend te maken (o.a. gemakkelijk terug te vinden op de website van je sportorganisatie). Daarbij is het aanspreekpunt integriteit te contacteren via kanalen die los staan van de communicatiekanalen van de sportfederatie (het aanspreekpunt integriteit is te contacteren via een GSM-nr. dat publiek bekend gemaakt wordt);
d. de werking van het aanspreekpunt integriteit te evalueren;
3. een of meer gedragscodes hanteren op het niveau van de sportorganisatie,
afhankelijk van de context (= min. bestuurders en personeel+omkadering+sporters)
2. Subsidievoorwaarden (USF, MSF)
Drie van de zes concrete maatregelen integriteit vallen onder de subsidievoorwaarden voor sportfederaties:
1. een adviesorgaan voorzien dat het integriteitsbeleid van de sportfederatie evalueert en de sportfederatie erover adviseert
2. over een onafhankelijk tuchtrechtelijk systeem beschikken, specifiek voor grensoverschrijdend gedrag, door:
a. in het tuchtreglement van de sportfederatie een rubriek over grensoverschrijdend gedrag op te nemen;
b. te beschikken over een onafhankelijk tuchtrechtelijk orgaan dat beschermend en sanctionerend kan optreden of door te verwijzen naar een
onafhankelijk tuchtrechtelijk orgaan (bv. Vlaams Sporttribunaal) dat beschermend en sanctionerend kan optreden;
3. voor haar sportclubs, sporters en andere belanghebbenden:
a. preventie, vorming en sensibilisering organiseren;
b. via haar sportclubondersteuning een integriteitsbeleid op clubniveau voeren door in haar sportclubs minstens het werken met laagdrempelige aanspreekpersonen, gedragscodes en een handelingsprotocol te stimuleren
Database voor aangesloten sportclubs en leden
De erkende Vlaamse sportfederaties en organisaties voor sportieve vrijetijdsbesteding moeten de aangesloten sportclubs en haar leden bijhouden in een database. De bijgehouden bestanden moeten voortdurend up-to-date zijn en bevatten minimum gegevens die in het model vermeld worden, opgenomen in bijlage bij het algemeen besluit.
Handleiding bij de basiswerking van gesubsidieerde sportfederaties
Deze handleiding werd opgemaakt in het kader van het Decreet op de georganiseerde sportsector.
Ze biedt ondersteuning aan je sportorganisatie (sportfederaties en organisaties voor sportieve vrijetijdsbesteding) voor je subsidieaanvraag algemene werkingssubsidie ter ondersteuning van de basiswerking. Anderzijds helpt het je ook bij de opmaak van de rapportering (volgt later i.f.v. indiening tegen 1 april). In deze handleiding worden niet alle subsidievoorwaarden toegelicht, daarvoor verwijzen we naar de decretale basis, maar wel de aandachtspunten die belangrijk zijn.
Rationalisering van het sportlandschap: unisportfederaties vs. multisportfederaties
Om in aanmerking te komen voor subsidies, moet een erkende sportfederatie een sporttak aanbieden die op de sporttakkenlijst vermeld wordt.
Per sporttak kan er slechts één unisportfederatie gesubsidieerd worden. Die voert een integraal, kwaliteitsvol en maatschappelijk toegankelijk sportbeleid in één bepaalde sporttak. Ze garandeert met andere woorden een aanbod van breedtesport tot topsport, maar ook een aanbod op maat van de mogelijke leeftijdsgroepen en doelgroepen. Ook G-sport.
Op basis van een aantal bijkomende voorwaarden worden de unisportfederaties ingedeeld in vier categorieën: A1, A2, B en G-sport.
Een unisportfederatie in categorie A1 kan als enige, via haar nationale koepel, deelnemen aan de Olympische Spelen. Via diezelfde koepel heeft ze als enige een officiële affiliatie met de internationale federatie van de sport. De internationale sportfederatie moet op haar beurt door het IOC aanvaard zijn als Olympische sportfederatie.
De unisportfederatie in categorie A2 kan via haar nationale koepel als enige deelnemen aan Wereldkampioenschappen of aan de Wereldspelen. Via haar nationale koepel heeft ze als enige een officiële affiliatie met de internationale federatie van de sport. De internationale sportfederatie moet op haar beurt volwaardig lid met stemrecht zijn van SportAccord.
Voor de unisportfederatie in categorie B bestaat er geen internationale federatie die een officiële affiliatie heeft met het Internationaal Olympisch Comité of met SportAccord.
Een unisportfederatie in de categorie G-sport kan als enige, via haar nationale koepel, deelnemen aan de Paralympische Spelen. De G-sportfederatie heeft, via haar nationale koepel, een officiële affiliatie met het Internationaal Paralympisch Comité.
Een multisportfederatie is een sportfederatie die een kwaliteitsvol en maatschappelijk toegankelijk aanbod heeft in ten minste vijf sporttakken die voorkomen op de sporttakkenlijst. Voor elk van die vijf sporttakken telt ze minstens duizend aangesloten leden. De multisportfederatie organiseert voor haar aangesloten leden recreatieve sportbeoefening of recreatieve competities.